Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op de vennootschapsbelasting 1969 c.a. (herziening regime fiscale eenheid)

 

Artikel IV
1
Voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt een beschikking:
a
genomen krachtens artikel 32, onderdeel 5, van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 in verbinding met artikel 27 van het Besluit op de Winstbelasting 1940;
b
als bedoeld in artikel 14 van het Invoeringsbesluit Vennootschapsbelasting 1942; of
c
genomen krachtens artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat luidde tot het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet; geacht op verzoek van de belastingplichtige ten aanzien van wie die beschikking toepassing vond op het tijdstip waarop deze wet op hem van toepassing wordt, te zijn genomen op de voet van artikel 15, achtste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
2
In afwijking van het eerste lid blijven ten aanzien van een belastingplichtige bij wie op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop deze wet op hem van toepassing wordt artikel 15 of artikel 30, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 toepassing vond, op zijn verzoek dat artikel zoals dat op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet luidde en de bij of krachtens dat artikel gestelde voorwaarden van toepassing tot het einde van het boekjaar van die belastingplichtige volgend op het eerste boekjaar dat is aangevangen op of na 1 januari volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. In dat geval wordt de beschikking, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van die belastingplichtige geacht op de voet van artikel 15, achtste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 te worden genomen op het tijdstip onmiddellijk volgend op het einde van het boekjaar van die belastingplichtige volgend op het eerste boekjaar dat is aangevangen op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
3
Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing indien door de belastingplichtige op het tijdstip waarop deze wet op hem van toepassing wordt, wordt voldaan aan de bij of krachtens artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet luidt, gestelde vereisten voor de totstandkoming van een fiscale eenheid in de zin van het eerste lid van dat artikel.
4
De belastingplichtige die zekerheid wil hebben omtrent de vraag of op het tijdstip waarop deze wet op hem van toepassing wordt, wordt voldaan aan het in artikel 15, derde lid, onderdeel c, opgenomen vereiste met betrekking tot de vestigingsplaats van de belastingplichtige of, indien die belastingplichtige naar buitenlands recht is opgericht, wordt voldaan aan de in onderdeel d van dat derde lid gestelde vereisten met betrekking tot naar buitenlands recht opgerichte lichamen, kan een verzoek indienen bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
5
Ingeval het tweede lid ten aanzien van een belastingplichtige toepassing vindt en die belastingplichtige voor ommekomst van de in dat lid aangeduide periode op de voet van artikel 15, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verzoekt deel uit te maken van een fiscale eenheid met een andere belastingplichtige, blijven, in afwijking in zoverre van het tweede lid, de in dat lid genoemde artikelen en de bij of krachtens die artikelen gestelde voorwaarden niet langer van toepassing dan tot het tijdstip waarop die fiscale eenheid ten aanzien van die belastingplichtigen tot stand komt. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
6
Het in het tweede en vierde lid bedoelde verzoek wordt gedaan door de moedermaatschappij, bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, onderscheidenlijk de naamloze vennootschap die aandelen bezit in een andere vennootschap, bedoeld in artikel 30, tweede lid, van die wet, zoals deze artikelen luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
7
Indien de in het eerste lid bedoelde beschikking is genomen op een na 20 november 2000 gedaan verzoek vindt, in afwijking van het tweede lid, voor boekjaren waarin dat lid ten aanzien van een belastingplichtige toepassing vindt, artikel 15ad toepassing in plaats van artikel 15, vierde en vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
8
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van belastingplichtigen als bedoeld in artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •